Molens maken komt niet meer uit: SIM blijft ontoereikend
Vraag iemand naar typisch Nederlands erfgoed en het antwoord zal meestal zijn: de molen. Onze voorouders zijn gevoerd dankzij graanmolens en ons land is gebouwd dankzij poldermolens. Toch staat het water aan de lippen, en luidt de sector de noodklok: restauratie van de nationale iconen kan eigenlijk al jaren niet meer uit, door een combinatie van gelijkblijvende subsidie en almaar stijgende kosten. “Gaan we op deze tred door, dan ontstaan voor veel molens grote problemen.”
Bert Woudenberg is, op z’n zachtst gezegd, nogal begaan met het lot van de Nederlandse molens. Naast gecertificeerd molenmaker is hij voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Molenmakers (NVVM) en neemt hij namens de molenmakers zitting in het GA-Platform voor restauratiespecialisten. Het is een trots vak met gepassioneerde vaklui, zo stelt hij. En toch wringt er iets: door de bijzondere manier waarop de SIM – Subsidieregeling Instandhouding Monumenten – voor molens is ingericht, komen molenmakers niet meer uit en komt het onderhoud van molens in het gedrang. “Bij molens is de SIM anders dan bij andere monumenten; er wordt niet gerekend met een herbouwwaarde, maar met een vast bedrag”, aldus Woudenberg. “Die uitzondering is ooit bedacht omdat molens veel sneller slijten, en de herbouwwaarde dan niet voldoet. Het grote voordeel van een herbouwwaarde is dat bij stijgende lonen en prijzen, het bedrag ook hoger wordt. Bij molens is er al die jaren nooit geïndexeerd, terwijl de kosten flink stegen. Nu is een punt bereikt dat we in de gevarenzone komen.”
Sinds 2007 is het bedrag gelijk gebleven: € 60.000 voor 6 jaar per molen. Begin 2025 kwam er dan voor het eerst een indexatie en ging het bedrag naar € 72.500,-. Tegelijkertijd werd het percentage cofinanciering aangepast van 60 naar 50%, wat volgens Woudenberg de ophoging voor molens geheel teniet doet. “Wij zijn zelf nagegaan wat 60.000 euro was geweest als het bedrag jaarlijks was geindexeerd: dan was je boven de 100.000 euro uitgekomen. Die 72.500 is dus erg schraal, zeker nu de eisen voor cofinanciering ook aangescherpt zijn. Het moet in mijn beleving veel dynamischer.”
Ook bij vereniging De Hollandse Molen, de koepelorganisatie van molens in Nederland, zien ze problemen ontstaan in de sector. Directeur Nicole Bakker noemt ook de recente verhoging eerder zuur dan zoet. “Na twintig jaar kwam er dan wel een verhoging, maar door de strengere cofinancieringseisen wordt die min of meer teniet gedaan”, stelt Bakker. “Veel moleneigenaren kunnen die financiering elders niet vinden. De Sim is bedoeld voor basisonderhoud. Met minder geld worden omvangrijke restauraties uitgesteld of afgesteld. Dat heeft niet alleen effect op de molens, maar ook op de molenmakerij. Zij komen niet meer uit qua uurloon en zoeken hun heil in andere restauratiesectoren.”
Molenmakers in actie. Foto Hollandse Molen, (C) Barbara Verbij
Dat ziet Woudenberg nu al gebeuren. “Met een subsidiabel uurloon van 51 euro per uur, komen de meeste molenmakers nu al niet uit. Voor jongeren is het financieel veel aantrekkelijker om de reguliere bouw of restauratiesector in te stromen en molenmakers die met pensioen gaan, dragen hun kennis dan niet meer over. Door steeds duurzamere materialen, zoals watergedragen verf, is de onderhoudscyclus van molens ook nog eens korter.“
Intussen is ook de politiek wakker. Naar aanleiding van een publicatie in het Algemeen Dagblad over de problemen rondom molenrestauratie, stelde Tweede Kamerlid Harmen Krul (CDA) onlangs een aantal vragen aan Minister Eppo Bruins. Die gaf aan de problemen te kennen en onderkennen, en wil vóór de zomer van 2025 de Tweede Kamer informeren over verdere stappen met betrekking tot de financieringsproblematiek. Volgens Bruins is er € 1,22 miljard nodig om de doelstelling te behalen van maximaal 10% rijksmonumenten in matige of slechte onderhoudsstaat; onder die rijksmonumenten zit een flink aantal molens.
De vraag is of een oplossing vanuit de politiek nog op tijd komt. Hoe acuut is het probleem? Nicole Bakker: “Is er structureel te weinig geld voor basisonderhoud, dan komen meer molens stil te staan, en stilstand is slecht voor zowel de molen zelf als voor de molenaars. Schilderwerk kun je nog wel even overslaan en voor wind- en waterdichtheid is er nog wel geld, maar de grotere problemen stapelen zichzelf op. De Sim is voor alle soorten molens gelijk, dus de kleinere molens redden zich beter dan de grote exemplaren. Ook is er in sommige provincies sprake van aanvullende regelingen. Waar de molen staat en hoe groot deze is, is dus ook van invloed op de toekomst van die molen.”
Bert Woudenberg: “Problemen die ontstaan liggen vooral in achterstallig schilderwerk, rietdekwerk, houtrot en houtconstructies. Een molen moet kunnen draaien. Daar hebben we ons als molenmakers de afgelopen eeuwen hard voor gemaakt, en kwaliteit en certificering is in onze branche een groot goed. Vandaar deze hulpvraag aan de politiek: het is niet te laat om in te grijpen en geld vrij te maken, zodat ons nationaal erfgoed ook voor toekomstige generaties behouden blijft.”