Bouwkundig advies (incl. verduurzaming) (URL 2001)
Uitvoeringsrichtlijn
versie 3.1 - 6 November 2020 - 6 November 2020
Monumenten en verduurzaming lijken op het eerste gezicht lastig te combineren. Maar is dat wel zo? Met kennis van zaken is in veel gevallen wel degelijk milieuwinst en betere energieprestaties te behalen. ERM stimuleert verduurzaming in monumenten middels kennis en richtlijnen.
Gaat het om prestaties op het gebied van gebruikscomfort en duurzaamheid, dan hebben monumenten de beeldvorming vaak tegen. Initiatieven voor isolatie of verduurzaming stuiten vaak op bezwaren, die de monumentale waarde benadrukken. Nieuwe energiezuinige technieken en installaties lijken doorgaans niet goed inpasbaar.
Desondanks is met passende kennis van zaken (restauratiekennis, bouwfysica en installatietechniek) meestal toch goede milieuwinst en energiebesparing te bereiken. Door slimme aanpassing of vervanging van installaties kan de energie-efficiëntie extra worden verhoogd. Ook duurzame energieopwekking is mogelijk. Het gebouw zelf bepaalt daarbij steeds de kansen en beperkingen: het gaat altijd om maatwerk.
Het energieverbruik van monumenten is doorgaans hoog en het wooncomfort matig. Bij monumenten zijn meestal geen isolatietechnieken en moderne isolatiematerialen toegepast. Via de gebouwschil - begane grond vloeren, buitenmuren, vensters, deuren en daken - gaat veel warmte verloren. Kieren veroorzaken tochtverschijnselen en verouderde verwarmingsinstallaties dragen ook niet bij aan een fijn binnenklimaat. Toepassing van duurzame energieopwekking stuit bij monumenten vaak op beperkingen. Benutting van bodemwarmte en inzet van lage temperatuurverwarming (LTV) heeft meestal nog niet plaatsgevonden.
Thermische verbetering van de gebouwschil is kansrijk, maar standaardoplossingen zijn vaak niet mogelijk, vanwege het monumentenzorgbeginsel van beeld- en materiaalbehoud. Ook de bouwfysische effecten van een toegevoegde isolatielaag zijn riskant. Vochtbelasting door condensvorming, na onoordeelkundige isolatie, vormt een groot schaderisico.
Ingrijpende verduurzamingsmaatregelen zijn het beste uit te voeren tijdens een restauratie of onderhoudsbeurt. Dan kunnen ingrepen gecombineerd worden en ontstaat integrale en toekomstbestendige kwaliteit van monumenteninstandhouding. Deze aanpak is ook het meest kostenefficiënt. Maatregelen die niet ingrijpend zijn en waarmee tegen lage kosten een hoog besparingsrendement behaald kan worden, kunnen het best direct worden uitgevoerd.
Het begrip ‘duurzaamheid’ wordt in het Nederlands in meerdere betekenissen gebruikt. Op deze site hanteren we in de eerste plaats de betekenis: verminderen energieverbruik, verlagen exploitatielasten (sustainability).
Beperk de energievraag (door bijvoorbeeld isoleren of ander gebruik van de ruimte)
Gebruik duurzame energie (hernieuwbare energiebronnen, zoals zon, wind, bodemenergie)
Indien nodig, gebruik dan fossiele brandstoffen, maar dan zo efficiënt en schoon mogelijk
Duurzaam materiaalgebruik (durability). We gaan er van uit dat monumenten al aan dit aspect voldoen; zij bestaan immers al lange tijd.
Afvalbeperking (circulair materiaalgebruik)
Verminderen waterverbruik
Invloed op de omgeving/ecologie
Extra beglazing (constructie) die aan de binnenzijde van de bestaande beglazing wordt aangebracht (wordt ook wel achterzetglas genoemd).
Extra beglazing (constructie) die aan de buitenzijde van de bestaande beglazing wordt aangebracht (wordt ook wel voorzetglas genoemd).
Brandweerstandsklasse wordt bepaald conform NEN-EN 13501-1 en is gebaseerd op de brandwerendheid van het ongemodificeerde basismateriaal. Vaak zijn isolatiematerialen gemodificeerd om ze brandwerender te maken, zodat de daadwerkelijke brandweerstandsklasse van een isolatieprodukt afhankelijk is van het fabrikaat.
Bij capillair actief isoleren wordt de bestaande constructie aangevuld met een isolatielaag die een hoge dampdoorlatendheid en een hoge waterabsorptie-capaciteit heeft. Voor een capillair actieve opbouw moet ook de ondergrond vochtregulerend zijn.
Vochttransport als gevolg van luchtstroming.
Isoleren met aan de warme zijde (binnenzijde) van het isolatiemateriaal een dampscherm.
Deze folie laat nagenoeg geen damp door en wordt aan de warme zijde (binnenzijde) van het isolatiemateriaal aangebracht.
Deze folie laat beperkt damp door en wordt aan de koude zijde (buitenzijde) van het isolatiemateriaal aangebracht.
De dampdoorlatendheid wordt bepaald door het dampdiffusieweerstandsgetal (μ) en de materiaaldikte (d). De diffusieweerstandsdikte μ·d geeft aan hoe dampdicht een isolatiepakket is. Hoe lager deze waarde hoe beter damp wordt doorgelaten. Er zijn 4 gradaties in oplopende mate van dampdichtheid: dampopen, dampdoorlatend, dampremmend en dampdicht.
Verzamelnaam voor dampopen, dampdoorlatende, dampremmende en dampdichte folies.
Deze folie laat relatief veel damp door en wordt aan de koude zijde (buitenzijde) van het isolatiemateriaal aangebracht. Deze folie wordt tevens toegepast als waterkerende laag.
Isoleren zonder dampscherm aan de warme zijde (binnenzijde) van het isolatiemateriaal
Deze folie laat zeer beperkt damp door en wordt aan de warme zijde (binnenzijde) van het isolatiemateriaal aangebracht. Er bestaan ook zelfregulerende oftewel intelligente dampremmende folies die de mate van dampremmendheid aanpassen aan de omstandigheden.
Het diffusieweerstandsgetal (µ-waarde) is het aantal malen dat de weerstand tegen dampdiffusie van een laag groter is dan die van een stilstaande luchtlaag van gelijke dikte.
De diffusie-equivalente luchtlaagdikte (µd of Sd) – ook wel relatieve dampdiffusieweerstand (SBR publ. 9) - geeft aan in welke mate een materiaal van bepaalde dikte waterdamp doorlaat en is gelijk aan het dampdiffusieweerstandsgetal maal de materiaaldikte. De aanduiding µd wordt meestal gebruikt voor materialen die in meerdere diktes verkrijgbaar zijn, zoals isolatiemateriaal. Sd wordt gebruikt voor materialen die qua dikte niet wijzigen, zoals folies.
Duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling die tegemoetkomt aan de levensbehoeften van de huidige generatie, zonder die van de toekomstige generaties tekort te doen. Het gaat hierbij om economische, sociale en leefomgevingsbehoeften. Voorbeelden zijn een schoon milieu, biodiversiteit in de natuur, een hoogopgeleide en gezonde bevolking, goed werkende sociale netwerken en maatschappelijk vertrouwen. (bron: CBS). Zie ook: verduurzaming monument.
Glasblad bestaande uit één glasplaat met een dunne metaalcoating die een gunstig effect heeft op de Ug-waarde van het glas.
Twee glasbladen die d.m.v. een afstandhouder met elkaar luchtdicht zijn verbonden, zodat een isolerende ruimte in de spouw tussen de glasbladen ontstaat met een totale dikte van 8 tot en met 13 mm.
Glasblad bestaande uit twee of meer glasplaten, onderling verbonden door één of meer tussenlagen en voorzien van een dunne metaalcoating die een gunstig effect heeft op de Ug-waarde van het glas.
Dunne metaalcoating die een gunstig effect heeft op de Ug-waarde van het glas.
Er worden 3 methodes onderscheiden. Bij dampdicht isoleren wordt aan de warme zijde van het isolatiemateriaal een dampscherm aangebracht. Er vindt dan nagenoeg geen dampdiffusie plaats door de constructie, waardoor condensatierisico’s worden beperkt. Bij dampopen isoleren wordt geen dampscherm toegepast. Er ontstaat dan relatief veel vochttransport door de constructie, waardoor het gebouw kan ‘ademen’. Vanwege inwendige condensatierisico’s wordt dit afgeraden voor daken en gevels (binnenzijde). Dit wordt ondervangen door dampopen capillair actief te isoleren, waarbij een dampopen vochtregulerende isolatielaag wordt verlijmd met de constructie, die zelf ook dampopen en vochtregulerend moet zijn. De constructie mag dan niet teveel afkoelen om langdurige condensatie en nat blijven te voorkomen. Beperking van de warmteweerstand is daarom essentieel.
De isolatiewaarde is de materiaaldikte d gedeeld door de warmtegeleidingscoëfficiënt λ.
Het aanbrengen van een thermisch isolerende laag om de thermische kwaliteit van de gebouwschil te verbeteren.
Twee glasbladen die d.m.v. een afstandhouder met elkaar luchtdicht zijn verbonden, zodat een isolerende ruimte in de spouw tussen de glasbladen ontstaat met een totale dikte vanaf 14 mm.
Drie glasbladen die d.m.v. afstandhouders met elkaar luchtdicht zijn verbonden, zodat isolerende ruimtes in de spouwen tussen de glasbladen ontstaan.
Glasfolie voorzien van een warmtereflecterende coating (HR-coating).
Bij een kouddakconstructie bevindt de isolatie zich aan de binnenzijde van de dakconstructie.
Warmtegeleidende onderbreking in de thermisch schil van de gebouwconstructie, die kan leiden tot ongewenste condensatie en warmteverlies.
NIBE heeft een indeling gemaakt van de milieubelasting van materialen. Deze methode is een relatieve beoordeling per isolatietoepassing. Het minst milieubelastende materiaal is altijd klasse 1 en de indeling van alle andere materialen voor dezelfde toepassing wordt aan dit materiaal gerelateerd. Hierdoor kan hetzelfde materiaal voor een andere isolatietoepassing een andere milieuklasse hebben.
De thermische koppelingscoëfficiënt (Li;j) is de warmtestroom die in stationaire toestand door een gedeelte van de uitwendige scheidingsconstructie optreedt gedeeld door het temperatuurverschil tussen de twee omgevingen i en j die thermisch zijn gekoppeld door het desbetreffende gedeelte van de uitwendige scheidingsconstructie, een en ander onder gespecificeerde omstandigheden.
De mate waarin de warmtestroom door glas wordt doorgelaten. Deze wordt uitgedrukt in Watt/m2 die door een ruit van 1 m2, per seconde verdwijnt bij een temperatuurverschil van 1 graad Kelvin tussen binnen en buiten.
Extra dun isolerend dubbelglas waarbij de spouw tussen de glasbladen is verkregen d.m.v. een vacuüm en de glasbladen d.m.v. cilindrische micro-spacers tussen de glasbladen van elkaar worden gehouden.
Dit is de mate waarin materiaal vocht vast kan houden – waardoor het als vochtbuffer functioneert – en weer af kan staan tijdens drogere perioden.Het vochtregulerend vermogen wordt bepaald door de waterabsorptiecoëfficiënt A [kg/(m²·s 0,5)]. Deze coëfficiënt geeft de snelheid aan van de absorptie en desorptie van vocht door een materiaal. Hoe hoger dit getal hoe beter het materiaal in staat is vocht te reguleren (capillair actief).
Verbeteren van de energieprestatie (incl verminderen van de CO2 uitstoot). In de praktijk licht de nadruk vooral op isoleren van het gebouw en soms het op duurzame wijze opwekken van energie (bijvoorbeeld zonnepanelen of bodemwarmte). Het afvalstadium wordt niet uitgewerkt. De bouwstoffen hebben immers al een lange levensduur en zullen niet snel als sloopmateriaal het milieu belasten.
Bij een warmdakconstructie bevindt de isolatie zich aan de buitenzijde van de dakconstructie.
Het warmteaccumulerend vermogen geeft aan hoeveel warmte een materiaal per volume-eenheid kan opslaan. Deze waarde wordt uitgedrukt in kJ/(m³·K) en is het product van de soortelijke warmte en het soortelijk gewicht.
De warmtecapaciteit C [J/K] is de mate van accumulerend vermogen van materiaal om warmte op te slaan
De warmtedoorgangscoëfficiënt U is de thermische koppelingscoëfficiënt van een ondoorschijnend vlak, een raam of deur gedeeld door de desbetreffende geprojecteerde oppervlakte.
De warmtegeleidingscoëfficiënt λ [W/(m·K)] is de mate waarin een materiaal warmte geleidt.
Coating die de warmte vanuit de ruimte weer terugkaatst (wordt ook wel HR-coating of Low-e coating genoemd).
De warmtestroomdichtheid q [W/m2] is de hoeveelheid warmte die per seconde door een vierkante meter materiaal stroomt.
De warmteweerstand Rc is de reciproque waarde van de warmtedoorgangscoëfficiënt Uc van de scheidingsconstructie, verminderd met de warmteovergangsweerstanden.
Een laag aan de buitenzijde van een dakconstructie en onder de dakbedekking om de constructie te beschermen tegen het indringen van hemelwater.
versie 3.1 - 6 November 2020 - 6 November 2020
versie 2.0 - 21 Mei 2021 - 21 Mei 2021
conceptversie 7.0 - 21 Mei 2024 - 21 Mei 2024