Effecten na-isolatie monumenten verder in kaart
Wat is het effect van na-isolatie op monumenten? In een tijd waarin isoleren steeds belangrijker wordt, heeft ERM in opdracht van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed onderzocht wat de mogelijke langdurige gevolgen zijn van het na-isoleren van monumentale woonhuizen.
Vochtmeting bij een van de onderzochte panden - foto: ERM
De eerste bevindingen van het onderzoek zijn eind september gepresenteerd aan het grote publiek op de druk bezochte kennisbijeenkomst van ERM in brandweerkazerne Dirk in Amsterdam waar dit thema centraal stond. Aan het woord Felix Kusters, adviseur verduurzaming bij ERM: “We hebben veertien na-geïsoleerde woonhuismonumenten onderzocht. Van de achtentwintig potentiële kandidaten bleken diverse panden na uitvoering van het vooronderzoek niet interessant en sommige eigenaren haakten af omdat de isolatieconstructie opengemaakt moest worden. De onderzochte casussen hebben ons een unieke inkijk gegeven in de bouwfysische toestand van isolatieconstructies en een eerste indicatie opgeleverd voor wat betreft de praktijk effecten van na-isolatie.”
'Dit geeft een unieke inkijk in de bouwfysische toestand'
Vochtmetingen om beeld te vormen
De veertien casussen zijn zeer divers. Van vrijstaande huizen in landelijk gebied tot geschakelde woningen in stedelijk gebied. Voor het onderzoek is elk pand bezocht en is de gebouwschil op een of meerdere kritische posities opengemaakt om een blik op de constructie te werpen. Kusters: “Vervolgens is de precieze constructieopbouw in kaart gebracht, is visueel onderzocht of bijvoorbeeld schimmelgroei, leksporen of verkleuring als gevolg van vocht aanwezig zijn en zijn (indicatieve) materiaalvochtmetingen uitgevoerd. De vochtmetingen zijn uitgevoerd ter plaatse van de aanwezige houten constructiedelen, hetgeen een indicatie geeft van het al dan niet optreden van hoge vochtigheden in de gebouwschil.”
Slechts één pand gaf problemen
De bevindingen van dit onderzoek mogen gerust opmerkelijk worden genoemd. Waar theoretisch bij vijf isolatieconstructies mogelijk problemen te verwachten waren, is tijdens het onderzoek slechts bij één van de veertien onderzochte panden geconstateerd dat zich vochtproblemen voordoen mogelijk ten gevolge van de na-isolatie. Kusters: “Het betreft hier een steens gevel waartegen aan de binnenzijde een minerale wol is aangebracht zonder dampremmende folie. Vanwege het ontbreken van een dampremmende folie aan de binnenzijde in combinatie met een dampopen niet capillair actief isolatiemateriaal, was dit vanuit de theorie bezien al een verdachte isolatiemethode. De aangetroffen isolatie was vochtig en op het plaatmateriaal waren schimmels aanwezig, wat er op duidt dat de onderzochte positie langdurig vochtig is geweest. De geconstateerde problematiek is waarschijnlijk het gevolg van een combinatie van inwendige condensatie en een verminderde droging van de gevel na regenval, als gevolg van de aanwezige isolatie. De gevel is slechts op één positie onderzocht en het pand is verder bouwtechnisch niet onderzocht. Daarom is niet met zekerheid te zeggen in welke mate de geconstateerde problematiek samenhangt met een onjuiste isolatiewijze of dat andere factoren, zoals mogelijke lekkages, hier doorslaggevend zijn.”
Goed nieuws, maar nog geen harde conclusies
Meer onderzoek nodig
Dat er in de andere gevallen geen problemen zijn gevonden is op zich goed nieuws, maar een voorbehoud moet hier wel worden gemaakt. De steekproef is namelijk te beperkt om hieraan harde conclusies te verbinden voor de totale groep na-geïsoleerde woonhuismonumenten. Verder is het al dan niet optreden van vochtproblemen sterk afhankelijk van de interne en externe vochtbelasting. Zo kan een isolatiemethode in de ene situatie voldoen, terwijl het in een andere meer vochtbelaste omgeving wel tot vochtproblemen leidt. “Voor mij laat het zien dat veel afhankelijk is van de specifieke situatie van een pand. Naast de keuze van een geschikte isolatiemethode zijn vooral het gebruik en de vochtbelasting van belang. Een pand dat wordt gebruikt als kantoor is weer anders dan een woonhuis en in een woonhuis wordt de isolatieconstructie van een badkamer weer anders belast dan elders in het pand. Hiermee wordt het belang van dynamisch bouwfysisch onderzoek naar de vochthuishouding voorafgaand aan na-isoleren nog maar weer eens benadrukt”, aldus Felix Kusters.
Bouwfysisch doorrekenen helpt
Om echte conclusies te kunnen trekken is vervolgonderzoek nodig, waarvoor dit onderzoek een goed vertrekpunt vormt. “Wat ons betreft richt dit vervolgonderzoek zich vooral op woonhuismonumenten met vochtproblemen ten gevolge van na-isolatie, alsmede op panden met hoge interne vochtbelasting die gedurende een langere periode gemonitord worden .” Ook is het raadzaam, zo bevelen de onderzoekers aan, om ook het ene specifieke geval waar wel vochtproblemen zijn gevonden, nader te onderzoeken en de onderzochte casussen bouwfysisch door te rekenen.
Het rapport ‘Praktijkonderzoek na-isolatie woonhuismonumenten. Onderzoek naar de bouwfysische effecten van het isoleren van woonhuismonumenten in 14 Nederlandse casussen.’ is binnenkort beschikbaar voor iedereen die geïnteresseerd is.