CCvD voorzitter Rob van Hees: ‘Verbreding, verdieping en verbreiding’
‘Het Centraal College van Deskundigen Restauratiekwaliteit beziet de ERM-richtlijnen met een missie: we zijn continu bezig met verbreding, verdieping en verbreiding. Verbreding door voor meer restauratiespecialisaties richtlijnen op te stellen en. aan meer erfgoedsectoren aandacht te schenken (eerst alleen gebouwde monumenten, maar inmiddels ook groen en roerend erfgoed). Verdieping door bij herzieningen voortdurend nieuwe wetenschappelijke- en praktische kennis in de richtlijnen op te nemen. En verbreiding door de richtlijnen onder de aandacht te brengen, aldus voorzitter Rob van Hees.
Rob van Hees: ‘De richtlijnen vormen samen een bibliotheek voor erfgoedkennis, waarin heel veel kennis is te vinden. Maar hoe houd je die kennis voor iedereen makkelijk ontsloten?’ – eigen foto
Niet alleen op de wereld
Eerst even een uitstapje over de grenzen. Zijn wij als ERM alleen op de wereld? ‘Nee’, zegt Rob van Hees, sinds 2011 voorzitter van het Centraal College van Deskundigen Restauratiekwaliteit (CCvD). Daarnaast is hij emeritus Hoogleraar ‘Heritage & Technology’ (conserveringstechnieken van gebouwen) aan de TU Delft en was hij senior scientist bij TNO. Hij is actief in nationale en internationale organisaties op het gebied van gebouwd erfgoed, waaronder ICOMOS en CEN. ‘De ERM-wijze van werken aan de kwaliteitsborging van restauratie- en onderhoudswerkzaamheden is binnen veel Europese landen gangbaar – in uiteenlopende vormen. Zo is er bijvoorbeeld de Nederlands Vlaamse afdeling van de Wetenschappelijk-Technische groep voor Aanbevelingen inzake bouwrenovatie en monumentenzorg (WTA) [waarvan Rob van Hees voorzitter is – red.].
Schade monitoren
‘Net als ERM heeft ook de WTA een kwaliteitsoogmerk en streeft ernaar de kennis vanuit de combinatie van wetenschap, industrie en praktijk op het gebied van conservering en restauratie van monumenten samen te brengen en te verbreiden. Vergelijkbaar met het Nederlands Monument Diagnose en Conservering Systeem (MDCS) is er een WTA-initiatief om met uiteenlopende middelen, variërend van visuele waarneming tot non-destructieve technieken, historische gebouwen te monitoren. In het Nederlandse systeem wordt informatie op een eenvoudige wijze opgeslagen. Dat kan door zowel de eigenaar als de partijen die in de praktijk met onderhoud van monumenten te maken hebben. In veel van de ERM-richtlijnen wijzen wij ondertussen op het monitoren van schade, inclusief het juist benoemen van het type degradatie, in de lijn van MDCS. Ik vind dit soort nationale en internationale ontwikkelingen, naast de kennisontwikkeling, ook interessant omdat zij kunnen bijdragen aan het meer betrekken van de particuliere eigenaar bij het restaureren en onderhouden van zijn of haar monument’.
Ontsluiten van kennis
Als ik terugkijk, en vooruitkijk, naar de ontwikkeling van de richtlijnen, dan zie je eerst een voorzichtig begin, waarbij het vooral ook ging om de branches mee te krijgen in het werken met richtlijnen. Vervolgens een ontwikkeling waarin de kwaliteitseisen sterker werden geformuleerd. Nu de tendens om in de richtlijnen ook de mogelijkheden tot verduurzaming expliciet te benoemen. De volgende opgave is het verbeteren van de vorm om er voor te zorgen dat enorme inhoud van de richtlijnen nog toegankelijk en overzichtelijk is. Ze vormen samen een bibliotheek, waarin heel veel kennis is te vinden. Maar hoe houd je die kennis ontsloten, voor de professional, maar ook voor de geïnteresseerde leek? Hoe kun je deze opgebouwde encyclopedie op zoveel mogelijke manieren toegankelijk maken? Dat is een van de vele interessante uitdagingen voor het College’.
Infobladen
‘Een belangrijke stap die onlangs is gezet is door het opstellen van Infobladen, die in één A4 met name voor opdrachtgevers en (particuliere) eigenaren duidelijk maken waar de betreffende URL toe dient. Zij maken ook duidelijk waarom het werken met een architect, adviseurs of aannemer die volgens de URL werkt, of is gecertificeerd volgens de BRL een goede zaak is’. ‘In dit kader juich ik ook de samenwerking met de Monumentenwacht van harte toe. Die samenwerking heeft enerzijds geleid tot mooie nieuwe vormen van kennisontsluiting, waarbij in de Inspectierichtlijn URL 2005 wetenschappelijke en deels theoretische kennis wordt gecombineerd met de praktische kennis van de inspecteurs van de Monumentenwacht. Anderzijds heeft de Monumentenwacht heel veel contacten met particuliere eigenaren, een groep die ERM graag meer wil bereiken.
Verdieping en verbreding
‘Het is een vorm van verdieping en verbreding die ook het CCvD zelf kent. Een mooi voorbeeld is de verbreding van de restauratiespecialismen met twee nieuwe uitvoeringsrichtlijnen voor historisch beton, waarover ik zeer verheugd ben. Aan de totstandkoming ging een lange, en soms moeizame periode vooraf. Dat heb ik altijd heel jammer gevonden, want beton heeft veel te lang aandacht ontbeerd. Terwijl beton echt een historisch bouwmateriaal kan worden genoemd. Het is het materiaal waarmee de Romeinen aan het begin van de tweede eeuw bijvoorbeeld de koepel van het Pantheon construeerden. Het historisch beton waarop de URL’s zich richten is dat vanaf einde negentiende eeuw; naast toepassingen zoals brikkenbeton in forten, zien we dan in Nederland steeds meer toepassingen van beton in de architectuur, zoals het gebouw van Radio Kootwijk uit 1918 en sanatorium Zonnestraal uit 1928. Er werd al geruime tijd historisch beton gerepareerd, maar met de URL 2003 en 4005 zijn nu ook professionele restauratiewerkzaamheden mogelijk. Dat is een belangrijke steun in de rug voor de beroepsgroep, maar ook eigenaren en opdrachtgevers beschikken hiermee nu over een houvast’. ‘Een volgende boeiende opgave is een URL voor gevelreiniging. Wij wachten daar eigenlijk al lang op. Het belang blijkt bijvoorbeeld wanneer we kijken naar de discussies over de restauratie en de toe te passen wijze van reiniging van de gevel van het Paleis op de Dam’.
Elkaars taal leren spreken
‘Een ander aspect is de voortgaande uitbreiding van het CCvD met andere erfgoedsectoren. Sinds enige tijd zitten nu ook de restauratoren aan tafel. Het is boeiend te zien hoe vertegenwoordigers van het gebouwde erfgoed leren te communiceren met representanten van het roerend erfgoed. Hoe verschillende, en soms echt uiteenlopende visies op het restaureren en conserveren, samen komen en tot nieuwe inzichten leiden. Dat geldt nationaal, maar ook internationaal. De terminologie binnen de verschillende vakwerelden zal altijd verschillend blijven. Het gaat er om daarvoor onderling begrip en respect op te brengen. En ook hoe het besef binnen het gebouwde erfgoed ontstaat dat conservatoren in meerderheid (kleine) zelfstandigen zijn, zelfstandigen die zeker nu in deze Coronatijd, het heel moeilijk hebben. Het dwingt ons na te denken hoe wij hen kunnen steunen en faciliteren met het borgen van hun kwaliteit.’
Verbreiding van de filosofie
‘Naast wellicht nog een uitbreiding vanuit de roerend erfgoed restauratoren, bijvoorbeeld met een vertegenwoordiging namens de onderwijs en wetenschappelijke zijde, zou een volgende uitbreiding van werkvelden die van de monumenten in de infrastructuur kunnen zijn. Voor het onderhoud en restauratie van waterwerken, zoals sluizen, stuwen en gemalen, en constructies als viaducten zijn geen aparte richtlijnen nodig. De objecten vormen onderdeel van het gebouwd erfgoed. Maar het zou goed zijn wanneer ook deze sector met de richtlijnen aan de slag gaat.’