Stinzenbeplanting
Volgens de meest gebruikte definitie zijn stinzenplanten planten die in hun verspreiding binnen een bepaald gebied (vrijwel) uitsluitend beperkt zijn tot stinzen, buitenplaatsen, oude boerenhoeven, pastorietuinen, en aanverwante milieus zoals kerkhoven, stadswallen en slotheuvels.
Het gaat in de regel om soorten en variëteiten van sierplanten, die vroeger op buitenplaatsen en dergelijke zijn uitgeplant en vervolgens zijn verwilderd en ingeburgerd. Daarnaast kan bij bepaalde soorten ook sprake zijn van spontane vestiging vanuit de omgeving. De definitie is lokaal bedoeld, dat wil zeggen ze heeft steeds betrekking op een duidelijk omgrensd gebied. Stinzenplanten worden beschouwd als een cultuurhistorisch onderdeel van de Nederlandse flora.
Stinzenplanten vormen een bijzondere groep verwilderde cultuurplanten. Tot deze groep behoren veel bol- en knolgewassen, overblijvende kruidachtigen en enkele heestersoorten. De meeste stinzenplanten zijn bos- en bosrandplanten met een vroege bloei die in Midden-Europese loofbossen in het wild voor komen. Ze groeien het beste op een vochthoudende en voedselrijke bodem met een goede structuur en een rijk bodemleven. De bodem is vaak kalkhoudend met een goede en snelle humusafbraak. Ze leven daar vaak in symbiose met bodemschimmels en bacteriën en zijn voor hun verspreiding afhankelijk van insecten zoals mieren. Vergelijkbare optimale groeiomstandigheden vonden ze op onze buitenplaatsen waar op de oude cultuurgrond weides en parkbossen werden aangelegd.
Voor een optimale ontwikkeling van stinzenbeplanting werd op de oude buitenplaatsen flink getuinierd. Blad werd geruimd en de planten werden bemest door bladaarde en stalmest onder te spitten. Ook werd er kalk gegeven in de vorm van puin of schelpen.
Veel stinzenplanten zaaien zich spontaan uit door wind, water en door mieren die zaden over kleine afstanden verspreiden. Maar om fraaie massavegetaties te ontwikkelen werden stinzenplanten zoals bosanemonen en sneeuwklokjes in het voorjaar na de bloei opgerooid, gescheurd en weer opnieuw uitgeplant. Veel stinzenplanten zijn nu bij wet beschermd en behoren tot ons cultureel erfgoed.
Stinzenmilieus
In de ULR 6010 wordt om praktische redenen onder stinzenplanten alleen overblijvende kruidachtigen en bol- en knolgewassen bedoeld en geen heesters. Stinzenmilieus zijn door menselijke ingrepen ontstaan. De meeste stinzenmilieus bevinden zich in tuinen en parken op voedselrijke en meestal kalkhoudende bodems met een goede losse bodemstructuur. Vooral in Groningen en Friesland, de Vechtstreek, de binnenduinrand en in het rivierengebied komen rijke stinzenmilieus voor op landgoederen en buitenplaatsen. Op de zure zandgrondgronden voelen de meeste stinzenplanten zich niet thuis. Naast stinzenplanten groeien in stinzenmilieus ook diverse begeleidende bosplanten zoals speenkruid, gulden boterbloem, fluitenkruid en zevenblad. Met name zevenblad is een cultuurvolger die door de mens, bewust of onbewust, verspreid vooral in tuinen en parken groeit. Ook verschillende bosgrassen zoals schaduwgras, bergbeemdgras, bosgierstgras en veldbiessoorten komen in stinzenmilieus voor en zijn hier vaak bewust door de mens geïntroduceerd.
Stinzenbegroeiing in parkbossen en bermen
Veel stinzenplanten zijn oorspronkelijk aangeplant in de overgangszone van zonnig grasland naar heester- en bosvegetatie, langs en onder solitaire bomen en boomgroepen, als homogene kruidlaag onder een enkele boomlaag en in licht beschaduwde bermen langs paden en wegen. De bodem is meestal voedselrijk, in bosranden hopen zich meer voedingsstoffen op dan in open weides. De schaduwwerking van bomen en heesters is voor de groei van grassen een beperkende factor. Hierdoor zijn vroegbloeiende stinzenplanten in het voordeel. Ze groeien hier in combinatie met de wilde zoomplanten.
Stinzenbegroeiing in grasland: de stinzenweide
Een stinzenweide is een grasland of gazon met daarin een rijke voorjaarsbloei van stinzenbollen. Na de bloei en bladafsterving wordt de stinzenweide gemaaid en vervolgens als extensief gazon of grasland onderhouden. Een stinzenweide verdraagt ook heel goed halfschaduw en kan ook onder solitaire bomen en boomgroepen in gazons ontwikkeld worden. Bolgewassen zoals krokus, sneeuwroem en de inheemse geelster kunnen zich uitzaaien in een stinzenweide. Rijpe zaden laten zich met grashark en bladblazer over het gazon verspreiden.
Bonte krokus (Crocus vernus) op een buitenplaats langs de Vecht
Spaanse hyacint (Hyacinthoides hispanica) met fluitenkruid als begeleider
Bosanemoon (Anemone nemorosa) in een stinzenweide